Een monument voor de onbekende fietser

Dit najaar was het 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam. Uitgebreid is er in herdenkingen en via media bij deze gebeurtenis stilgestaan. Zoals elke oorlog associeer ik ook deze tragische periode in onze geschiedenis met verschrikking en zinloosheid. In vergelijking tot de andere veldslagen staat de Eerste Wereldoorlog bekend om zijn immense hoeveelheid naamloze vaak zeer jonge slachtoffers. Niet voor niets is juist na dit krijgsbedrijf in verschillende landen het graf voor de onbekende soldaat opgericht.
Nederland heeft geen nationaal graf van een onbekende soldaat.

Anno 2018 is hier de winter weer aanstaande, of voltrekt deze zich inmiddels al. Bij het tikken van dit stukje is niet duidelijk welke gedaante het vorstseizoen nu weer precies zal aannemen. Maar dankzij de klimaatverandering is toch zeker dat de grillen en wendingen er vanaf zullen spatten. Het kan vriezen, het kan dooien, en alles wat daar tussenin zit.
Het verkeer zal het merken. Zoutsilo's worden aangesproken. De ANWB-alarmcentrale op volle toeren. De NS-top biddend en smekend dat de treinwielen zo rond blijven als ze ooit waren.
Wat doet de fietser?

Bing Crosby mag zich dan nog vaker in zijn graf omdraaien als het kwik rond de Kerst stijgt richting 20, de fietser haalt zijn schouders op. Naar welke kant de temperatuur ook omslaat, de fietser is niet van suiker, slecht weer bestaat voor hem niet, wel slechte kleding. Anderen gooien de handdoek in de ring en stappen in de auto. Zij zijn de wollen muizen van onze samenleving. Als ze uitstappen, en ze voelen wat druppels, is het eerste wat ze doen hun paraplu uitklappen. Uit het veld geslagen door de grillen van het klimaat.
Zo niet de fietser. Kou, snijdende wind, vieze sneeuw, nattigheid, mist, opspattende smurrie van de gemotoriseerde passant, het deert de fietser niet. In the long run wint hij dit gevecht, zo is zijn overtuiging. Dus vraag ik mij serieus af: wie zijn hier in het verkeer nu de losers?
Natuurlijk is het niet altijd oorlog in de jungle. Predatoren worden gekalmeerd door het winterse deken. Uit eigenbelang (slipgevaar) verandert dan alles in langzaam verkeer. Behoedzaam manoeuvreert de automobilist over de smallere rijbanen die zijn afgezet met sneeuwzomen, door zijn eigen viezigheid zwart getint.
Juist de fietser kan zo'n winterse romantiek wel savoureren. In het besef dat de auto met dit weer geen gekke dingen durft te doen, trekt de fietser een spoor door een dun wit filmlaagje. Hij baant zich een weg door een gordijn van neerdwarrelende sneeuwvlokken. Gewoon geluk. De kraag hoog opgestoken, krom voorovergebogen over het stuur. In gedachten nog eventjes de middelvinger opstekend, naar al die automobilisten die zich verschansen in hun opgewarmd blik. Lekker puh, wanten aan, sjaal om, muts op, wij fietsen stug door.

Fietsers zijn geen watjes, of mietjes. Het zijn de soldaten die op het veld van eer vooropgaan in de strijd voor een beter verkeersmilieu. Ze opereren aan het front van de slag om de ruimte. Heldhaftig trappen ze door. Niemand dirigeert ze, ze weten niet beter. Zo ook de scholieren die zich niks aantrekken van hun bezorgde ouders, die hen proberen te verleiden met een auto voor de deur. Me laten vervoeren in een auto, denkt die koppige tiener (niet veel jonger dan al die soldaten uit WO1), ammehoela!

Daarom dit pleidooi, voor een monument, een eerbetoon aan al die anonieme fietsers. Levende fietsers, derhalve geen grafsteen, maar een monument voor de 'onbekende fietser'. Laat Nijmegen het voortouw nemen.
En dan eens per jaar, als het weer het meest fietsvijandig is, een krans leggen.

 

Marc Peeters
November 2018