Recensie voor rubriek “Uitgelezen” Tijdschrift De Wereldfietser
“Hoeveel strippen is een enkeltje Thailand? Dan maar met de fiets”, Fred Nulkes. Uitgeverij Lulu, ISBN 978-90-9022846-4, 2007, 283 pagina’s, prijs: €14,95
Een potentieel geïnteresseerde lezer die voor het eerst dit boek in handen neemt zal niet meteen wild enthousiast geraken. En dat is nog eufemistisch gezegd. Om te beginnen is de achterflap letterlijk volgekalkt met teveel obligate propaganda. Bovendien is het slordig om hier al een inconsequente stijl in de persoonsvorm hanteren: de 1e en de 3e naamval worden op weinig elegante wijze met elkaar afgewisseld. En dan heb ik het nog niet over het wazige lettertype gehad, hetgeen lezen extra vermoeiend maakt.
Ook het binnenwerk nodigt niet uit: lelijke bladspiegel, matige foto’s zonder onderschrift.
Op de voorkant zien we de schrijver, Fred Nulkes, in vol ornaat zitten, ergens onderweg naar zijn einddoel Thailand. Deze foto geeft een zodanige schets van de hoofdrolspeler, dat ik toch geïntrigeerd raakte om het boek verder ter hand te nemen. Fred zit in - wat lijkt op - een terlenkabroek met gewone degelijke schoenen. Hij kijkt de lezer fronsend meewarig aan. Naast hem staat zijn fiets geparkeerd, met achterop een lederen koffertje. Dit is geen doorsnee-wereldfietser, zo is duidelijk - en dat nodigt uit tot verder lezen.
Het boek bevat een compilatie van de e-mails die Fred onderweg, in zijn woorden, vanuit de talrijke obscure internetcafés heeft verstuurd. Deze schrijfmethode heeft zijn gevolgen. De stijl is vlot, associatief, voor de vuist weggeschreven. Bezwaarlijk is dat er een structuur met volgepropte zinnen ontstaat. Op pagina 3 struikel ik daar al over: “Ik heb Maastricht – Den Helder in totaal 5 keer uitgereden op “normale fietsen” waarbij de 3-versnellingen BSA de kroon spande qua eenvoud, uiteraard helemaal alleen fietsend want ik vind fietsen in een peleton in het donker veel te gevaarlijk en was bovendien niet snel genoeg om de “tricot-maffia” bij te houden, maar ik ben NOOIT uitgevallen, heb nooit opgegeven en ben nooit gevallen.”
Als je je niet stoort (of je raakt er gewend aan) aan het wat schreeuwerige gebruik van kapitalen, uitroeptekens en aanhalingstekens, dan lees je gewoon vol goede moed door, en dan wordt je clementie ook beloond – want Fred Nulkes blijkt een geestig en creatief schrijver te zijn. Hij is eigenzinnig (welke wereldfietser is dat niet?), zonder echter betweterig te worden. De ellende of tegenslag die Fred onderweg naar zijn beloofde land tegenkomt schrijft hij luchtig met veel relativeringsvermogen weg. Her en der strooit hij met grappige taalvondsten (“Twee keer werd ik afgezet: 1x op de stoep en 1x bij het afrekenen”).
Hoogtepunten worden wat mij betreft gevormd door de intermezzo’s tussen de dagboekverslagen door. Hier geeft Fred verfrissende beschouwingen, waarin hij blijk geeft ook afstand te kunnen nemen van de dagelijkse faites diverses. Over Iran bijvoorbeeld, maar ook zijn profiel van een “wereldfietser”: dit kan wat mij betreft rechtstreeks in de vitrine van onze vereniging.
Blijmoedig fietst Fred Azië door, totdat het in Pakistan misgaat… Juist dit soort gebeurtenissen maakt het lezen van zijn odyssee tot een genoegen. Als hij dan toch op zijn bestemming gearriveerd is, verdwijnt de spanning uit het verhaal. Fred houdt van Thailand (en ook van bier). Op een gegeven moment weet de lezer het wel. Het verhaal wordt met regelmaat vervelend, flauw, of zelfs onbegrijpelijk. Dat hij dan ook nog twee kortere delen aan zijn boek toevoegt met daarin het verslag van eerdere verblijven in ‘zijn land’ is echt overbodig. Dat is de makke van dit boek. De auteur is niet bekend met het adagium van “schrijven is schrappen”. Een goede eindredactie had ook wonderen kunnen verrichten.
Desondanks wil ik dit boek van harte aanbevelen bij fietsers die net als Fred een droom hebben om naar het Verre Oosten te trekken: gewoon lezen!
|