Bye bye TourDit wordt geen vrolijk verhaal. In de parade van verhalen, beschouwingen, reportages, analyses die op deze blog voorbijkomen zal ik allicht detoneren. Geen vlaggetjes of polonaise. Ik ben klaar met de Tour. En ik had echt hoge reële verwachtingen bij de start in Nice. Het coronareces zou wel eens voor verrassende wendingen kunnen zorgen. De voorbereiding overhoop, ander tijdvak in het jaar, wisten we nu precies hoe de renners ervoor stonden? En bovendien was ik zeer enthousiast over het parcours. Het leek een trendbreuk. Zware klimmen in de eerste week, aankomst op berg van Luis Ocaña (Orcières-Merlette), prachtige ritten door de Cevennen en de Cantal. En de mogelijk zwaarste bergrit in de Jura, het voor-Alpijnse gebergte rond de Grand Colombier. En dan die freaky slotkilometers naar de Col de la Loze. Plus een stuk onverhard de dag verderop. En de klimtijdrit in ere hersteld. Echt waar, ik zou gaan smullen. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen: dat heb ik ook gedaan, tot nu toe (dag 18). Genoten van de rit naar de Puy Mary. De Alpenrit gisteren (Col de la Loze), spetterend vuurwerk. Maar allemaal pas op het laatst. Daarvóór zit je dan drie uur op je honger. Producttechnisch is de Tour dan toch over het gehele aanbod bekeken van matige kwaliteit. Het probleem is al eerder verteld, ook door mij. De controlezucht, het berekende, de dataficatie, de treintjes. Wat mij dit jaar steeds meer opvalt is dat de volgers (de liefhebbers) dit ook nog gaan omarmen. Media roemen het fantastische werk van Team Jumbo. Oude krijger Gesink, Dumoulin hoe mooi hoe hij zich opoffert. Tony Martin, zelfs Roglic (ook al spreekt ie geen woordje Hollands), Team Jumbo is van ons! Dat zijn dus diezelfde mensen die hun afschuw over de Froome-trein in voorbije jaren uitspraken, die nu in de polonaise meelopen. Die calculatiezucht, ook dat roept bewondering op. Prachtig toch hoe ze alles van te voren bedacht hebben. Ja, Lewis Hamilton verbruikt ook alles tot op de laatste microcentiliter benzine. De mens als machine. Die dataficatie dan, De Homo Deus op twee wielen. Voeding wordt toegediend via de app. Grammen pasta op de weegschaal. En de treintjes, ja ik hoor de commentatoren op onze landelijke zenders geëxalteerd uitschreeuwen hoe mooi dat is die hegemonie van een Nederlandse ploeg. Iedere keer als er eentje vanachter afvalt wordt er een extra rondje besteld. Ben ik dan die eigenwijze knorrige dwarsligger? Ik volg de sport al een tijdje. En ik zie dat zich in het grote-rondewerk (ook Giro en Vuelta) een onmiskenbare trend afspeelt. Vroeger moest je goed kunnen klimmen om te winnen. Want, zo luidde het adagium, in de bergen werd er met minuten gesmeten. Pantani was de laatste. Daarna kwam de periode dat je zonder een goede tijdrit het wel kon schudden. Anquetil (Monsieur Chrono), Indurain, dat waren de exponenten. En nu zijn we aanbeland in het tijdvak van de puncheurs. De kopmannen die op het laatst uit hun kot komen, om de seconden en de bonificaties bij elkaar te sprokkelen. Laat dit voorop staan: alle respect voor diegenen die het zo doen, sowieso alle respect voor alle renners. (Ik ben maar een fietsrecreant met een klein moteurke.) Maar als sportbeleving is dit toch wel heel matig. Wat een schril contrast met de aandacht die dit evenement dan in de media krijgt. Ik merk dat het begrip ‘verhaal’ ook aan inflatie onderhevig is. Alles is een verhaal ineens. Een interview met een boer die ergens afgelegen woont (je ziet hem kijken: zijn we nu klaar?). De burgemeester die al die campertoeristen in bedwang moet zien te houden. En dan is er nog de geschiedenis. In Poitiers, won daar niet ooit Jelle Nijdam? Nou dan gaan we die opzoeken. Ze doen maar. En natuurlijk stem ik nog steeds af op de uitzending. Maar dan werp ik af en toe een blik, en ga weer verder met dat boek dat ik aan het lezen ben, of ik ga zelf een toerke rijden. En die klim naar de Glières wil ik graag zien natuurlijk. Alles omdat dat vlammetje hoop dat er toch iets spectaculairs gebeurt blijft branden. Na al die jaren van goede verstandshouding lijkt een echtscheiding met de Tour in de maak. De liefde is over. Gelukkig zijn er altijd nog de andere schoonheden in de sport. Ik noem de vrouwen. De Giro Rosa werpt je terug naar de tijden van Coppi en Bartali. En dan natuurlijk nog de eendagswedstrijden. De heilige zondagen in april. Man tegen man, minder treintjes, minder teamgedoe, oorlog ver van de streep. Het WK wielrennen is aanstaande. De landen-constructie nou precies iets dat voor contingentie en onvoorspelbaarheid kan zorgen. Zouden ze toch vaker moeten doen (zoals ik ook voor een ploegentijdrit in landenformaat ben). Af en toe hoop ik zelfs dat er een nieuw tovermiddel verschijnt in het peloton, alles om die saaiheid maar te verjagen. Over hoe het anders kan, is al zoveel geschreven, ook door mij. Het is roepen in de woestijn. De koersdirecties interesseert het geen hor, het volk blijft toch komen, de talkshows vullen hun tijd wel met prietpraat. Je wordt er wanhopig van. De meest zotte ideeën wellen op in mijn gekwetste hoofd. Deze kreeg ik onlangs nog van een zielsverwant 1). Ik vermeld hem, ook om nog eens te kunnen lachen. Maar eigenlijk is het treurig. Laat ze halfweg de col een stempel ophalen, aan een bureautje bij een kleine kale meneer die alleen maar Pools spreekt, een beetje van de weg af. Een voor een, niet dringen alstublieft, en geen twee van dezelfde ploeg na elkaar. Oei, stempeltje gevallen, even zoeken in het gras. Hola, de inkt is op, even een nieuwe doos in mijn wagen halen. Zoiets klunzerigs, waardoor ze druppelsgewijs hun route vervolgen. Marc Peeters 1) Met dank aan Ignace Pollet
|