De man die mijn bed wilde opmaken(3 vijgen, 16 rozijnen, 1 mars en 2 san miguel) Er bestaat een vereniging die heet
Vrienden op de Fiets. Let op, de hoofdletters V en F geven aan dat
het om een officieel gezelschap gaat, want 'vrienden op de fiets'
in persoonlijke zin, dat is iets geheel anders. De adresjes die in
aanmerking zouden kunnen komen had ik - ook uit nieuwsgierigheid -
opgespoord en aangekruist op de landkaart. Het ging grotendeels om
kleine veraf gelegen plaatsjes (aldeas in het Spaans).
Ja, fietssympathisanten die ons land zijn ontvlucht vind je niet
in geürbaniseerde contreien. Die ene dag van de
bewuste fietsreis ben ik op weg naar zo'n locatie. Ik heb de goede
man (A. Boonstra volgens de gids) na een laatste poging onverwacht
toch nog te pakken gekregen. In de albergue peregrinos
te Jaca krijg ik van hem te horen dat dat wel klopt (dat ie lid is
van VodF), maar dat ie op tot heden nog nooit iemand op bezoek
heeft gehad, om te overnachten neem ik aan. Het klinkt wat
zuchtend, alsof er een verplichting geldt, waarbij hij meldt dat
'het kan'. Boonstra vraagt nog of ik beschik over een GPS. Ik zeg
dat ik het plaatsje Aguinaliu al getraceerd heb op de kaart. En
dat ik nog zal bellen als ik 'eraan kom'. Over de vergoeding
('symbolisch' volgens de stichting) zullen we het nog wel hebben.
Die ochtend vertrek ik
uit Riglos, het oogstrelend gelegen dorpje neergevleid tegen het
verticaal-kolossale massief van Los Mallos. In de refugio
ben ik verwelkomd door de Gentse Anna, in een mix van Vlaams en
Spaans, soort Flamenco. Om redenen van de liefde voor een mooie
Spanjaard verblijft ze hier reeds 7 maanden, en assisteert ze bij
de huishoudelijke activiteiten. Riglos kent zowaar een
station. Daar zou een trein langs moeten komen, de trein van Jaca
naar Zaragoza, die ook stopt in Huesca. Dat laatste is zeker, of
hij stopt in Riglos hangt ervan af of de conducteur weet dat er
iemand ter plekke wil uitstappen (om daar te gaan hiken), of dat
de machinist zo alert is om iemand te zien zwaaien op het
godverlaten stationnetje. Zoals ik dan. Vanaf het dorpje gaat er een steil
weggetje zonder wegaanduiding naar beneden. Gelukkig was ik
gisteren al op verkenning geweest. Net buiten de bebouwing glij ik
bijna uit over wat smurrie op de weg. Ik draai me nog eens om, en
ontdek dat het vijgen zijn, ze liggen daar uitgeteld op straat.
Vijgen zijn calorierijk, en zijn een aangename energie-opwekker,
zo weet de ervaren fietser. Ik raap er 3 op, en na ze met wat
water afgespoeld te hebben stop ik ze in mijn stuurtas.
Blij en opgelucht ben ik
toch als er een trein om de hoek verschijnt. Niet met een
rookpluim zoals in de tijd van Winnetou, maar wel met een
aangenaam tuffend gangetje. Ik neem geen enkel risico en ga toch
maar als een hyperkinetische adhd-er op en neer springen. In
the shuffling madness of the locomotive breath. Op het
spoor springen lijkt me iets te brutaal. Ja, hij stopt, en de
conducteur helpt me met inladen. Ik neem de trein,
enerzijds om tijd te winnen, op weg naar Aguinaliu, er resteren
dan vanaf Huesca nog zo'n 85 km, dat vind ik genoeg. Plus dat ik
voor fietsen grotendeels aangewezen ben op de schouder (zeg maar
de pariastrook) van de Carretara Nacional. En daar heb
ik eigenlijk wel schoon genoeg van. Rond 12 uur begin ik in
Huesca aan het echte werk. (Helaas geen tijd voor een bezoek aan
de mooie Plaza de Ainsa.) Er blaast nog steeds, zoals alle dagen
voordien, een flinke westenwind. Ook dat heb ik ingecalculeerd.
Mijn beoogde aankomsttijd is begin van de avond. Ik verheug me op
het welkomsdrankje. De drie vijgen worden onderweg verorberd. Ik loop naar binnen, en
daar hoor ik dat nummer op de radio met die heerlijke intro. Die kennen ze hier dus
ook. He despertado en el fondo de este pozo sin saber quién
soy, como he llegado. Ik ben weer thuis, de
vertrouwdheid spat ervan af. Ik vertel de verkoopster dat ik op
weg ben naar Aguinaliu. Daar heeft ze nog nooit van gehoord, ook
al ligt het hier slechts 25 kilometer vandaan. Hmm, spreek ik het
soms verkeerd uit? Dan doemt het stuwmeer
op. Maar waar is dan dat restaurant? Moet ik daarvoor soms van de
route af? Ik zie de camping in de verte, het lijkt me echter niet
slim om dat nog op en neer te fietsen. Ik besluit de goede man
Boonstra uit te nodigen om na aankomst met mij aldaar een cena
te nuttigen. Hij zal allicht over een auto beschikken. (Hoe
overleef je anders zo ver in 'the middle of nowhere'?) Ook goed om
te 'socializen'. Op dit moment neem ik als boost nog snel een
mars. En gelukkig is daar al snel de afslag naar het dorpje. Maar
die afstand…, dat is meer dan de geschetste 25 km. Het bordje Aguinaliu als
poort naar de verlossing. Geen idee waar fietsvriend Boonstra
woont. Ik probeer hem te bellen, geen connectie (of geen bereik).
Ik vraag het aan een wat ouder echtpaar dat net de stallen voor
die dag lijkt te sluiten. "Señor Boonstra? Sí, arriba." En hij
wijst naar boven, daar waar een deur openstaat. Ik kijk naar
boven, mijn hemel, nog zo'n stuk omhoog, naar waar vroeger de kerk
was. Iglesia numero 1 is het adres waar ik moet zijn. Boven wacht ik, en daar
komt ie aan, mijn fietsvriend. Gehuld in een T-shirt met allerlei
ventilatiegaten, ontstaan door slijtage. Steunkous aan één kant.
Op het T-shirt een verwijzing naar een BTT (Bici Todo Terreno)
koers. Toch zeker een fietsliefhebber. Ik stel me voor, en hij
stelt zich voor als Albert Boonstra (dat Albert weet ik niet
zeker, wat ik ben zo uitgeteld dat ik me niet volledig kan
concentreren). Het verse bloed op mijn onderlijf merkt ie niet op.
Ik vraag hem of hij blij is gezelschap te ontvangen. Die vraag
valt hem koud op het dak. "Het zal wel de Hollandse manier van
communiceren zijn." Ik noem meteen 'man en
paard', en bied hem aan om met mij straks een avondmaal te
nuttigen. Nou, daar heeft ie helemaal geen zin in. "Bovendien, ik
heb geen auto." Ok, dat maakt hem eigenlijk wel sympathiek, of:
raadselachtiger. "Tsja, ik bied u een bed
aan, en u mag douchen hier. En voor de rest moet u zelf uw eigen
gang maar gaan." Mijn illusies verdampen gelijk de zweetdruppels
op mijn aangezicht. Wat ga ik in hemelsnaam hier vanavond doen?
Kan ik een volgende ramadan doorstaan? Dit gaat het niet worden.
Ik denk aan dat voorwoord: 'Het zijn gewoon particulieren met een
groot hart die Vrienden warm onthalen, een gespreid bed bieden en
's ochtends een heerlijk ontbijt serveren'. "Ik ga verder", met een
beteuterd gezicht. Ik had op meer gerekend. Een lekker avondje met
een heerlijke fles vino tinto, met dit schitterende
uitzicht. Wat mijmeren over het leven, over fietsen, over wat er
mis is met Nederland. Een bed-bad-broodregeling voor een voor
vandaag uitgefietste asielzoeker is mijn deel, en dat in een
uitgekleed Spaans-ascetische vorm. Ik bestudeer de kaart en
vraag hem of Torres del Obispo een hostal bezit. "Ja, daar is
logies." Ter afsluiting nog een
foto van het uitzicht. En zowaar een selfie van ons beiden.
Een 'tot ziens', en weg ben ik, wat
moet ik hier nog. Het weggetje terug voelt
als een verademing. In Torres del Obispo vraag ik naar het hostal.
"No, está cerrado, están de vacaciones." Nee, ook dat nog. Ik ben
de wanhoop nabij. Deze dag overschrijdt de grenzen van het fysiek
toelaatbare. In de bar onder het hostal is sfeer als vanouds. Ik ben weer thuis, zou je kunnen zeggen. Geen Vrienden op de Fiets, maar Vrienden in de Bar hier, in Hostal Mars. In de comedor hangt aan de muur weinig opzichtig een foto van een man aan tafel met twee meisjes. “Es el rey”, vertelt de dueña mij met glimmende oogjes. Een tussenstop tot besluit van een ski-weekend met zijn beide dochters. “Un hombre muy humilde” [een eenvoudige, bescheiden man], voegt ze nog toe. Vorstelijk ben ik hier ontvangen. Op mijn kamertje streel ik de schrammen van mijn val. Ik trek mijn fietsschoenen uit, en merk dat de smurrie van de vijgen aangekoekt is bij de klikplaatjes, dat verklaart het een en ander. Vijgen na Pasen. Snel gris ik de blikjes San Miguel tevoorschijn, mijn eigen welkomsdrank hier. Ik drink ze achter elkaar met volle teugen op, en val achterover op het bed, uitgeteld. Het is weer goed zo. Salga despacio con los brazos en alto PS. Ik heb dit verhaal naar de
hoofdrolspeler opgestuurd, naar dat obscure adresje in Aguinaliu.
Enerzijds uit respect, anderzijds ook omdat ik benieuwd ben naar
zijn reactie. En dat er wellicht nog een tipje van de enigmatische
sluier wordt opgelicht. Geen reactie, tot nadere orde. 1) Bekend van de roman van Voltaire. Hoofdpersoon Candide eindigt met de beroemde leus: “Il faut cultiver notre jardin”. Oktober 2019 |