In Flanders fields: de revival van Gent-WevelgemDe laatste jaren ben ik groot fan van Gent-Wevelgem. Als we het hebben over dit jaar zou je kunnen zeggen dat elke koers een cadeautje is, waar corona zijn zegen over heeft gegeven. Maar ik had het dus al langer, misschien vanaf het moment dat de wedstrijd een meer prominente plek op een zondag heeft gekregen. Tot die tijd keek ik er wat meewarig naar. Een semi-klassieker waar B-renners nog eens kunnen scoren. Een tussendoortje op weg naar Parijs-Roubaix. Vaak ook het sluitstuk van een saaie finale, waar de sprinters in de zetel naar Wevelgem werden geloodst. Kijk er de erelijst maar op na. Natuurlijk zitten er klinkende namen tussen, maar zeg nou zelf: Solleveld, Frison, Gaumont, Michaelsen, Van Bondt, Mattan, Eisel… toch geen namen waar je van achterover valt. Gent-Wevelgem was ook vaak een prooi voor de sprinters die we kenden van de gala’s uit de grote rondes: Bontempi, Abdoesjaparov, Cipollini, Steels. Ik noem er slechts enkele. Rond de eeuwwisseling was de grote vraag bij de start telkenmale: Komt Cipollini over de Kemmelberg? Allicht dat het meest spectaculaire deel zich in die tijd ver van de eindstreep afspeelde, bij de passage van De Moeren. Waar zich de waaiers vormden, vandaar dat het een waaierkoers heette te zijn. Echter, bij de start van de uitzending waren die schermutselingen alweer voorbij, jammer voor de kijker. Een aantal momenten kan ik mij desondanks nog wel herinneren. Bernard Hinault stak er in ’77 de neus aan het venster. De kaken van de koersdirectie kleurden als de ergste Covid-zone. ‘Wie is dat dan?’ Vier dagen later gaf De Das nog eens zijn visitekaartje af in Luik-Bastenaken-Luik. Nico Mattan in de finishstrook stayerend achter de ploegleiderswagen van Polle De Baeremaeker, over kleurrijke figuren gesproken. Eddy Planckaert die dreigde na afloop van een memorabele sprint in ’84 het de volgende keer anders te doen. “Het mág Bontempi zijn, hij zal met zijn kloten in de gracht liggen.” En dan natuurlijk die editie van 2015, die mag in de canon van tien meest epische koersen ooit. Regen, windstoten tot 80 km/u. Luca Paolini won, maar er gebeurde zoveel, met als één van de hoogtepunten Geraint Thomas die pardoes in de sloot kukelde. Ja, toen was ik meteen verkocht. Wat is er veranderd? De koers is langer gemaakt, meer kilometers. Er zijn spectaculaire stroken toegevoegd, de zogenaamde ‘plugstreets’. Hoe moet je ze vertalen: slijkwegen, ploeterstraten? En het historisch cachet is verhoogd door een duidelijkere relatie te leggen met de Grote Oorlog, de enige oorlog die daar van tel is. Vandaar ook de benaming In Flanders Field. Maar waarom al dat Engels, Flanders Classics etc, dat is dan weer zonde, terwijl het Vlaamsch zo’n schone koerstaal is. De start is onder de Menenpoort, dat monumentale gebouw waar de namen van 50.000 nooit gevonden soldaten in staan gebeiteld. Er is 1 minuut stilte. Niet elke renner houdt zich daar aan, zijn het de zenuwen? Deze koers heeft karakter, een eigen identiteit. De combinatie van waaiers, stekelige bergen, draaien en keren, lastige stroken, waar je echt van voren moet zitten, de finale waar een steekspel begint, waar schermers hun floretten en sabels tevoorschijn trekken. Voortdurend schuivende panelen, de nervositeit die je als kijker geen moment rust gunt. “Hoe goed is die?”, vraagt Michel Wuijts zich af. Ja, die vraag kan ie voor iedere hoofdrolspeler in de kopgroep stellen. Natuurlijk heb je voor zo’n theaterstuk ook de juiste acteurs nodig. Mathieu en Wout vervullen met verve de rol van topact. Heerlijke wedstrijd, het is koers! In Flanders fields the poppies blow – John McCrae
|